Pimpelmees

De pimpelmees, of Parus caeruleus, is een mees die in vrijwel heel Europa regelmatig voorkomt. Pimpelmezen zijn veel te zien in bossen, tuinen en struwelen.

Het zijn slimme, behendige vogels die graag afkomen op in de tuin opgehangen voedsel. Het aantal pimpelmezen neemt nog altijd toe. 

 

Koolmees

Koolmezen (Parus major) zijn circa 14 centimeter groot, hebben een spanwijdte van 22,5-25,5 centimeter en een gewicht van gemiddeld 17 gram. De koolmees heeft een zwarte kruin, witte wangvlekken, een gele borst en daarop overlangs een zwarte band. Mannetjes zijn te herkennen aan de duidelijk bredere zwarte band, maar ook aan de grotere hoeveelheid zwart tussen de poten en meer glans op de kop. Het juveniel is valer gekleurd en mist de zwarte streep, deze verschijnt in het najaar. 

De koolmees is de grootste soort mees, zoals de wetenschappelijke soortnaam verraadt: major betekent groot. De roep van de koolmees klinkt als péh-puuh wat vergelijkbaar is met de sirene van een politieauto.  De vlucht van de koolmees is meestal gelijk aan die van andere mezen. In grote bogen vliegt de koolmees door de lucht, afwisselend wordt met de vleugels geslagen en gezweefd.

 

Kuifmees

De kuifmees (Parus cristatus) kan ongeveer twaalf centimeter groot worden, even groot als de pimpelmees. Hij heeft een opvallende kuif die fijn zwart-wit getekend is en een zwart -witte tekening op het gezicht. De kuif kan plat over de kruin gelegd worden.

 Het verenkleed is aan de bovenzijde grijsbruin en de onderzijde is vuilwit en wat geelachtig aan de flanken. De voorkop is wit met een gebogen zwarte oogstreep. Verder heeft het vogeltje een zwarte halsband, een donkere snavel en donkerbruine poten.

 

Staartmees

Staartmezen (Aegithalos caudatus) worden ongeveer 14 cm groot (daarvan neemt zijn staart 7 cm in beslag), ongeveer even groot als de koolmees. Staartmezen hebben een klein zwart/wit/roze lichaam met een zeer lange staart. Zijn zang bestaat uit korte kreten en roepgeluiden. Ze leven in groepen van 20 tot 60 individuen. 

Ze bouwen bolvormige nesten met een ingang aan de voorzijde. De vogel moet zijn staart over zijn rug leggen als hij op de eitjes zit. Het legsel bestaat uit acht tot twaalf witte of roze eieren met rode vlekjes en stippen.